Een kleine heldendaad

Neem een kijkje op de prachtige site genaamd Een kleine heldendaad, over meester Laurens Janszen van de Watergraafsmeerschool aan het Huismanshof, die in 1941 weigerde Joodse leerlingen bij hoofd van de school Kruimink aan te geven en daarom zijn functie verliest.

Alhoewel Kruimink wist wie de leerlingen van de school waren, kwam hij speciaal naar mij om te vragen of ik de namen van de Joodsche leerlingen van mijn klas had genoteerd. Ik antwoordde hem dat ik alleen Nederlandsche kinderen in mijn klas had en ik niet in staat was uit te maken wie van hen Joodsche kinderen waren. Daar kwamen natuurlijk woorden over met het gevolg dat Kruimink den Wethouder telefonisch opbelde en ik mij een half uur later op het Stadhuis bevond. 

Het gevolg is dat meester Janszen door de bewoners van Betondorp als held wordt vereerd. Net zo goed zullen de Joodse kinderen van de school worden verwijderd en grotendeels door de nationaal socialisten omgebracht. Meester Janszen wordt door de wethouder naar een andere school overgeplaatst. Direct na de oorlog komt meester Janszen weer terug op de Watergraafsmeerschool.

Het uitbreidingsplan Watergraafsmeer

Onder de dreiging van annexatie door de Gemeente Amsterdam, brengt de Gemeente Watergraafsmeer onder leiding van burgemeester de Wit in 1906 onderstaand uitbreidingsplan uit. De bedoeling is om op termijn maar liefst 200.000 inwoners in het voormalige Diemermeer te gaan huisvesten.

Zoals te zien zijn begraafplaats en renbaan opgenomen en ook Roosenburgh staat op deze kaart vermeld. Omgeving Betondorp ziet het volstrekt anders uit dan vandaag de dag.

In 1907 wordt het plan door de Watergraafmeerse gemeenteraad aangenomen en wordt gestart met voorbereidende werkzaamheden van wat Tuindorp Watergraafsmeer zal gaan heten. Er komt vanwege het invallen van de Eerste Wereldoorlog weinig van terecht. En op 31 december 1920 zijn alle plannen van de Gemeente Watergraafsmeer ten einde. De gemeente wordt opgeheven en geannexeerd door de Gemeente Amsterdam.

De renbaan

In 1898 wordt achter Oud-Rozenburg een renbaan aangelegd door een aantal liefhebbers van de paardensport. De baan is 850 meter lang en 16 meter breed. Eerder was dit terrein gelegen achter het Rijksmuseum, maar daar was de ruimte nodig om te bouwen. Een tijdje lag een en ander stil omdat het geld ontbrak, maar de exploitant heeft nu zelf in de buidel getast en de renbaan ligt er. Volgens berichten in het Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage is het een schilderachtige omgeving waarin de renbaan zich bevindt. De renbaan is hieronder te bekijken op een kaart van ca. 1900. Afbeeldingen konden we niet vinden.

De baan is overigens niet alleen geschikt voor paardensport. Ook wielerwedstrijden worden er georganiseerd, zoals blijkt uit onderstaand bericht uit 1898.

Er wordt veel geadverteerd voor dit wielergebeuren. Vooral van de wedstrijden op home-trainers wordt veel verwacht in de pers. In het buitenland, en met name in Londen, hebben dergelijke wedstrijden veel succes.

Maar ook de liefhebbers van de paardensport komen aan hun trekken, zoals uit onderstaande advertentie blijkt.

Ook voetbal wordt vanaf 1898 gespeeld op dit terrein; vermoedelijk binnen de ring, zoals blijkt uit dit bericht uit de Telegraaf van 4 november 1898.

De Amsterdamsche Vereeniging ter Bevordering van Jacht- en Terreinrijden op haar beurt organiseert er in 1899 een concours hippique. Ook wordt er cricket gespeeld, rugby, starten er ballonvaarten en worden vliegproeven met een vliegmachine gehouden.

Spektakel is in 1900 het optreden van het circus Barnum en Bailey. De zware circuswagens zakken weg in de modder en het sportterrein raakt dermate beschadigd dat de pachter een het circus een proces aandoet. Wij nemen een vermakelijk artikel hierover uit de Leeuwarder Courant van 5 mei 1902 over.

Wij hebben onlangs nog al gelachen bij de pleidooien, gehouden in het civiele geding Augustinus em van Exter contra Barnim en Bailey. Het verblijf van het groote Amerikaansche circus heeft hier tot verscheidene processen aanleiding gegeven. De enorme wagens hebben het terrein van `Oud Roosenburgh´ in de Watergraafsmeer, waar zij stonden, zoo bedorven, dat de pachter Barnum en Bailey om schadevergoeding heeft aangesproken. De gevaarten zakten dan ook gewoonweg in het zachte, vette weiland weg, en slechts met de vereenigde krachten van een zestiental paarden en een olifant konden de wagens weer losgetrokken worden. Hoe een land, waar anders wedrennen gehouden werden, er dan uitziet, is te begrijpen. Men zou er alleen nog wedrennen met hindernissen hebben kunnen houden.

Als ik het wel heb is dit geding nog niet bepleit. Dat van Augustinus c.s. betrof een weg door hen aangelegd om vlugger aan het circus te komen dan langs de Watergraafsmeer mogelijk wa. De hoofdingang van `Oud Roosenburg´ is in de Watergraafsmeer, de hooge weg daar is echter niet zeer breed, de Gooischse Stoomtram rijdt er ook, de spoorwegbaan van Rijnspoorstation naar Centraal station kruist den weg; men kan er dus nog al eenige moeilijkheden ontmoeten. Nu had Augustinus c.s. bedacht over de weilanden achter ‘Oud Roosenburg’ een weg te maken tot aan de Weesperzijde. Daar had men ruim baan: daar kon men komen per as of per vaartuig, enfin, de ondernemers stelden zich daar, veel van voor. Men zou den weg over het land heel breed maken, er zouden plaatsen verpacht worden aan kramen en tenten met eet- en drinkwaren. Het zou daar een halve kermis worden. Maar Augustinus c.s. vergaten één ding. Wel contracteerden zij met den pachter van ‘Oud Roosenburgh’ dat zij hun weg in verbinding mochten brengen met zijn terrein, maar zij contracteerden niet met Barnum en Bailey, dat die de menschen dan op het terrein van het circus zouden toelaten, dat zij daar een kas met een toegang zouden maken. En toen nu Barnum en Bailey gearriveerd waren en Amsterdam en omstreken er heenstroomde, toen honderden menschen een dubbeltje betaalden om langs den nieuwen weg naar het circus te komen, toen stootten zij bij ‘Oud Roosenburgh’ hun neus. Op de plek waar zij binnen wilden gaan stonden de groote wagens, en eenige knechts, die hen terugwezen. De teleurgestelden waren natuurlijk boos en liepen naar de kranten. De ochtendbladen namen de klachten op en niemand waagde zich meer aan den weg van Augustinus c.s. En hoewel deze met Barnum en Bailey een schikking hadden getroffen, waardoor langs hun weg het circus toch bereikt kon worden, de bezoekers vonden het veiliger den hoofdingang te kiezen. Zoo beurden Augustinus en Co. slechts f 500. Zij beweren dat alleen huur en aanleg van den weg wel f 3000 hebben gekost, zij verzekeren dat al die kramen en tenten, welke langs den weg hadden kunnen komen hen grof betaald zouden hebben, en zoo vroegen zij een schadevergoeding van f 10,500, waarvoor zij beslag lieten leggen op geld door Barnum en Bailey bij de Amsterdamsche Bank gestort.

En toen aan het procedeeren. Het zal u echter wel bekend zijn dat het burgerlijk recht in Nederland niet vliegensvlug is. In September 1901 waren Barnum en Bailey in Amsterdam; vóór hun vertrek zijn zij om schadevergoeding aangesproken; in kort geding werd beslag gelegd op hun gelden, want als zij eenmaal over de grenzen waren, zou er niet veel meer te halen zijn. Toen is de eisch ingesteld en heeft de tegenpartij geantwoord, daarop is van repliek en van dupliek gediend en eindelijk is in April 1902 in de zaak gepleit. Op 23 Mei zal vonnis worden gewezen. Dan kan men in hooger beroep gaan, dat wordt vóór de vakantie natuurlijk niet mee aanhanging gemaakt – de heeren Augustinus, van Exter en Co., zullen nog heel wat geduld moeten oefenen voordat zij de baten van hun zwoegen zien… als zij ooit baten genieten.

In het Uitbreidingsplan van de Watergraafsmeer van 1906 behoudt het sportterrein bij Oud Roosenburgh haar plaats. Dit uitbreidingsplan zal nooit gerealiseerd worden en het gaat inmiddels commercieel wat minder goed met het terrein. Als in 1907 Oud Roosenburgh verkocht wordt, vraagt iedereen zich af hoe een en ander zich verder zal ontwikkelen.

Het terrein wordt in februari 1908 te huur aangeboden, blijkbaar door de onderneming die het complex heeft opgekocht, Maatschappij Volharding.

Of de huur nu te hoog is of het terrein inmiddels te ver afgelegen vergeleken met andere sportterreinen van Amsterdam en omstreken: maanden lang wordt een en ander blijkbaar tevergeefs aangeboden. Uiteindelijk is het voetbalclub R.A.P. die in december 1908 bekend maakt de terreinen te gaan huren en verder als voetbalterreinen te gebruiken.

Op 12 april 1909 wordt er zelfs een wedstrijd Nederland – Engeland gespeeld. Deze wordt met 0-4 verloren. Hieronder een foto van de toeschouwers van die wedstrijd.

Ook op 17 april 1911 speelt het Nederlands elftal nog een keer op Oud Roosenburgh tegen Engeland. Dit keer verliest Nederland met 0-1.

Rond 1910 worden steeds meer sport- en met name voetbalterreinen aangelegd in de Watergraafsmeer. Men verneemt weinig meer van Oud Roosenburgh – R.A.P. schijnt het nog een keer verlaten te hebben maar weer te zijn teruggekeerd – en na 1914 zal het terrein worden gesloopt om op termijn te worden opgenomen in de Nieuwe Oosterbegraafplaats.

Nieuwe Oosterbegraafplaats

Vanwege de sterke groei van het inwoners van Amsterdam in de negentiende eeuw, ontstond behoefte aan nieuwe begraafplaatsen. Deze begraafplaatsen zouden bovendien voortaan een openbaar karakter hebben, met plaats voor gestorvenen van alle gezindten en godsdienstige opvattingen. De eerste begraafplaats nieuwe stijl was de Westerbegraafplaats, nabij de huidige Westzaanstraat. Deze begraafplaats werd in 1860 geopend. In 1866 volgde de Oosterbegraafplaats, net buiten de Muiderpoort en op een plek waar nu het Tropeninstituut gelegen is. Deze begraafplaats wordt in 1894 definitief gesloten vanwege de opening van de Nieuwe Oosterbegraafplaats, juist ten noorden van het huidige Betondorp. De situatie rond 1900 is hieronder te zien.

De Nieuwe Oosterbegraafplaats is een van de ´longen van de stad´. In 1869, toen Watergraafsmeer nog geen onderdeel van Amsterdam was, vroeg het dorp bij Gedeputeerde Staten toestemming een eigen begraafplaats te gaan inrichten. Hier kwam het echter niet van. In 1888 werd door de Gemeente Amsterdam een terrein in de Watergraafsmeer, om in plaats van de Oosterbegraafplaats te gaan gebruiken, die te klein geworden was. De opening is zoals gezegd in 1894. Onderstaande foto van Jacob Olie is in 1893 gemaakt, vlak voor de opening.

In eerste instantie is de Nieuwe Begraafplaats nog niet zo groot. In het zuiden is rond 1908 niet alleen Rozenburg nog aanwezig, maar is ook tijdelijk sprake van een sportterrein (in feite is het een renbaan), zoals op onderstaande kaart te zien is.

In 1917 werd de Nieuwe Oosterbegraafplaats uitgebreid met het terrein van het voormalige Rozenburg en het sportterrein. Zie hieronder de situatie rond 1920. Zoals te zien is, is op de kaart al het stratenpatroon van Betondorp aangegeven.

In 1927 werd de begraafplaats verder uitgebreid richting Zaaierweg, wat ook nog de huidige grens is van Betondorp. Zie hieronder daar een plaatje van. Het is de toestand rond 1940, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Betondorp is af. Bijzonder aan deze plattegrond is dat de contouren van de Gooische weg al in beeld komen. Aan de zuidzijde grenst Betondorp echter nog gewoon aan de Weespertrekvaart.

Betondorpse componisten – 2

Tot mijn verbazing ontdekte ik in het driedelig schoolgebouw aan het Zuivelplein tijdens Open Monumentendag enige jaren geleden twee componisten. De eerste werd al in een vorig artikel beschreven. Ik zou graag ook even aandacht willen besteden aan de tweede componist: Robin de Raaff.

Robin de Raaff is een hele andere componist dan La Loye die we in een vorig artikel beschreven. De Raaff is een klassiek componist. In 2008 schreef hij zijn Violin Concerto No. 1 “Angelic echoes”. Het duurde even voordat de volgende concerten van de Raaff af waren: een onlangs verschenen Violon Concerto 2 “North Atlantic Light” en een Piano Concerto No. 2 “Circulus”. In de tussentijd schreef hij met name opera’s.

Wat zijn dat nu voor stukken die onze Betondorpse klassieke componist heeft geschreven? Luister hieronder eens.

De lezer begrijpt wel dat de schrijver van dit korte stukje totaal gefascineerd is door deze geluiden. Voor de aardigheid ook nog even een link naar een opera, RAAFF genaamd.

Voor meer van dit fraais verwijzen we u naar de website van de componist, https://www.robinderaaff.com/.

Wie had dit in Betondorp verwacht…?

Gooische Stoomtram

In 1867 ziet het landschap van de Watergraafsmeer nog leeg en ongerept uit, met name op de plek waar tegenwoordig Betondorp ligt. Dat valt op onderstaande kaart goed te zien.

Twee ontwikkelingen zullen grote invloed gaan uitoefenen op het zuidoostelijk deel van de Watergraafsmeer. Dat zijn de Gooische Stoomtram en de verplaatsing van de Oosterbegraafplaats. In dit artikel wordt kort de komst, bloei en ondergang van deze onderneming besproken.

De Oosterspoorlijn bracht in 1874 een prima treinverbinding van Amsterdam naar Weesp, Naarden-Bussum, Hilversum en verder tot stand, maar er was ook behoefte aan een lijn naar Diemen. Dit werd de tramlijn Amsterdam-Laren. In eerste instantie werd in 1880-1881 het eerste traject aangelegd over de Middenweg naar de Hartvelderbrug. Later in 1881 werden ook de stations Muiderberg en Naarden geopend en in 1882 werd Laren bereikt. De dienst werd weer opgeheven in 1940, maar op de Middenweg werd het spoor vervangen door een dubbelzijdig tramspoor naar Betondorp en voetbalstadion de Meer. Hierover later meer.

De Gooische Stoomtram werd ook wel de Gooische Moordenaar genoemd, omdat in totaal maar liefst 117 mensen omkwamen bij een botsing met het stille gevaarte. Op de Middenweg was een station van de Gooische Stoomtram. Het gebouw van het hoofdkantoor van de voormalige Gooische Stoomtram is nog te zien op Middenweg 65. Hieronder het eindpunt van de tram bij de Van Musschenbroekstraat bij het Rhijnspoorplein (dank lezer Aart Janszen).

De halte nabij het toekomstig Betondorp heette Walenburg, naar de naam van de Rotterdamse aannemer die daar een aantal huizen langs de Middenweg had gebouwd. Het is schrijver dezes niet helemaal duidelijk waar die halte gelegen heeft. Soms wordt Middenweg 88 genoemd, soms ook Middenweg 158-160-162-164-166. Aanvullende informatie welkom!

Hieronder nog een foto van de Gooische Stoomtram op het zuidelijk deel van de Middenweg, met zich naar het Noorden. Op de foto daaronder, die van de Ringdijk bij de Hartvelderbrug genomen is, is aan de linkerzijde het toekomstige Betondorp gelegen.

Roozenburg

In negentiende eeuwse kaarten worden de buitenplaatsen Zomerlust en Roozenburg aangegeven op de lokatie waar tegenwoordig de Nieuwe Oosterbegraafplaats zich bevindt. Zie bijvoorbeeld onderstaande kaart.

Later, tegen het einde van de negentiende eeuw, is alleen Rozenburg nog over. De lokatie lijkt verschoven en Rozenburg lijkt Zomerlust te hebben opgeslokt? Wat weten wij van deze beide buitenplaatsen?

Allereerst Rozenburg. Deze buitenplaats aan de Middenweg werd al vanaf 1641 onder de naam Het Vischkaantje aangelegd door Govert Loten, en werd in 1681 verkocht aan een zekere Jacob van Lennep, industrieel en handelaar en voorvader van de schrijver, die afwisselend op het Rokin en de Herengracht woonde, en in de zomer dus op Meerlust, zoals deze familie Rozenburg noemde. Pas vanaf begin achttiende eeuw gaat het buiten Rozenburg genoemd worden.


Het buiten wordt in de achttiende eeuw uitgebreid en vanaf 1802 als theetuin ingericht. De naam verandert geleidelijk in Oud-Rozenburg. Het terrein achter het huis gaat gebruikt worden voor militaire oefeningen en bijvoorbeeld een circus-optreden van Barnum and Bailley’s. Ook wordt er gevoetbald. In 1914 wordt het landgoed door de Gemeente Amsterdam opgekocht, om ruimte te maken voor de Nieuwe Oosterbegraafplaats. Zie meer informatie bij Wikipedia.

Over Zomerlust is heel wat minder met zekerheid te zeggen. Het buiten Zomerlust waar in 1736 en 1737 voor geadverteerd wordt, lijkt een andere lokatie te hebben dan het Zomerlust hierboven op de landkaart.

Verdere nasporingen brengen ons niet veel verder, want tot ver in de negentiende eeuw is sprake van een Zomerlust – inmiddels boerenhofstede – aan de Kruislaan, dus niet op de lokatie die de kaart aangeeft. Wij houden ons voor nadere informatie aanbevolen.